Ik heb een duidelijker beeld van het woord "vooroordeel". Helaas door een paar opmerkelijke ervaringen op dit gebied. Ik schaam me niet die voorbeelden te geven, omdat het vrijwel onmogelijk is onbevooroordeeld door het leven te gaan. Toch?
De voorbeelden die ik straks noem, hebben niet zozeer met eerste indrukken van personen te maken, alswel met vooringenomenheid in het beoordelen van situaties. Mijn (erge) gedachten staan tussen "dubbele aanhalingstekens".
Iedere morgen op weg naar mijn werk fietst een dame me tegemoet die volledig in het wit gekleed is. Getuige de witte haarband, dito armzweetbandjes en het handvat van een racket dat uit haar fietstas steekt, gaat deze mevrouw tennissen.
Regelmatig plopt de gedachte in me op:
"Gaat ze weer rondlummelen op het tennisveld. Hoeft zij niet te werken?"
Temeer, omdat ik haar op de terugweg naar huis regelmatig opnieuw tegenkom.
"Heb je niets beters te doen, zo'n hele dag?"
Tot me op een dag ineens de absurditeit van deze aanname duidelijk wordt door de ingeving: "Misschien geeft ze wel tennisles en is dit haar werk". Vanaf dat moment fiets ik haar met een milde glimlach tegemoet (!).
Deze situatie brengt me bij een periode (gelukkig in het verleden), waarin ik teveel van mezelf vergde. Snel op de fiets op weg naar mijn werk. Gordijnen van de eengezinshuizen half open. Vrouwen in ochtendjassen met een kop koffie aan de onafgeruimde ontbijttafel. Wat een begerenswaardig paradijs! Smachtende blikken werp ik naar binnen. "Oh, als ik toch eens zoals zij...!"
Tot ik een paar weken daarna ook in duster aan mijn eigen ontbijttafel zit (ook vol zooi) en de fut zelfs niet meer heb om een koffiekop op te tillen. Mijn ochtendjas is geen luie keuze, maar bittere noodzaak. Douchen is een megaproject geworden. Stevige griep. Tja...wat leek er nou zo verleidelijk aan dat plaatje?
Zelf ben ik ook eens het onderwerp van zo'n misinterpretatie geweest. Ik picknick tijdens een fietstocht aan de Vecht tegenover een prachtig "buiten". De bezitters ervan zitten met opengeslagen serredeuren ook wat te consumeren. Het ziet ernaar uit dat we elkaar aan het observeren zijn. Ik pak mijn RVS-thermoskan voor een slok hete thee zonder mijn blik van hen af te wenden. Startschot voor de man om op hoge poten naar buiten te stieren en me agressief toe te roepen: 'Wat zit u daar toch te kijken?'
Tja, dan realiseer ik me dat, hoe meer je bezit, des te groter de angst is het weer kwijt te raken.
En wat mijn zinloze (voor)oordelen betreft: die kunnen me gestolen worden!
(Plaatjes zijn van het web)