Vanaf de kale takken
staren wij de kamer in
zij is nog niet wakker, toch
ze komt de kamer binnen
Kop koffie, in haar duster
hetzelfde ochtendritueel
we draaien haar de rug toe
we zijn gerust: ze is ok
Een lange nacht van waken
soms staat ze voor het raam
een glimlach op haar lippen
zodra ze ons ontwaart
Wij zijn haar trouwe wachters
zij kan gerust weer gaan
ons de nacht toevertrouwen
het schijnsel van de maan
Als de zon gaat schijnen
vliegen wij weg, de klus geklaard
maar als de avond rood kleurt
zijn wij weer terug bij haar
Verheugd ziet ze ons komen
ze heeft op ons gewacht
wij nemen onze plek in
voor nog een lange nacht
Altijd zijn er ogen
op een mens gericht
alles is verbonden
althans in dit gedicht