Vanmorgen ben ik bij Johannes Vermeer geweest. Het moest er maar eens van komen. Met landkaarten en meetinstrumenten bouwde hij zijn atelier om tot het domein van een geograaf. In een hoek stond een schilderij met onze stad erop. Ik vroeg hoe het hem lukt Delft zo waarheidsgetrouw te schilderen, waarop hij een gordijn opzijschoof en ik zijn schilderij vergroot voor me zag. Wat knap dat Johannes dat kan!
Toen het decor naar zijn zin was, liet hij mij gebogen over de kaarten staan met een passer in mijn hand. Na het herschikken van het gordijn begon hij met schilderen. Ik was liever met hem naar buiten gegaan, de muffe kamer uit waar alleen wat licht via het venster naar binnen komt. Maar daar hoef je bij Johannes niet mee aan te komen die dag aan dag in zijn atelier werkt en alleen naar buiten gaat, als hij een doek naar een opdrachtgever moet brengen.
Ik kreeg het warm met dat rare mutsje op mijn hoofd en die deftige gevoerde kamerjas, attributen die Johannes een geograaf toedicht, maar die ik nooit zou dragen. Ook ik had een ander beeld van een geograaf toen ik aan mijn studie begon. Een soort Christoffel Columbus: landen ontdekken, maar ik eindigde met mijn neus in de boeken, of liever gezegd kaarten en heb Delft zelden verlaten. In dat opzicht lijk ik op Johannes. Konden we ons werkterrein maar naar buiten verplaatsen!